U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ophakken"
Resultaten 1 - 4 van 4
- anhakken: ophakken
- ophakken: Ie moet die kant even ophakken, dat we goed ploegen kunt (Klazienaveen)
- ophakken: Met roggemeien mussen wij de kaanten ophakken en met gresmeien ok
- ophakken: Toen ik de kaant ophakken zul, brak mai de ham (Peize)