U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opjagen"
Resultaten 1 - 6 van 6
- opjagen: Hij mus het wild veur de jagers opjagen (Hijken)
- opjagen: Ie meut de laoge der niet te dik opjagen, aans kriej er de poere in (Pesse)
- opjutten: opjagen
- opploegen: Laot die boer die eerappels eerst mar opploegen, ...opjagen, veurdat we beginnen te zuken (Klazienaveen)
- plonsketten: Vissen opjagen deuden wij eerder met een plonsketten (Klazienaveen)
- poere I: Ie meut de laoge der niet te dik opjagen, aans kriej er de poere in