U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opjutten"
Resultaten 1 - 6 van 6
- dret: Den langzame dret, die moej geregeld opjutten (Emmen)
- opjutten: Ik laote mij niet graag opjutten (Ruinerwold)
- opjutten: Dai baos van ons het nog nooit anders daon as opjutten (Valthermond)
- opjutten: Wij moet die boom opjutten, dan kuw der een klossien under kriegen (Sleen)
- opschunen: opschuppen, opjutten
- zenuwachtig: Most mie nich zo opjutten, door wordt ik zenuwachtig van (Barger Compascuum)