U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opkielen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- opkielen: Dat past nich, mar dat keun je wal opkielen (Barger Oosterveld)
- opkielen: Ik zal de staol van de haomer opkielen (Roderwolde)
- opkielen: Jong, jong, da's een zwaor stok, dat muw eerst wel opkielen