U zocht voorbeeldzinnen met daarin "oplegger"
Resultaten 1 - 10 van 10
- oplegger: oplegger
- oplegger: oplegger
- oplegger: Veur het opschot zit holt en veur de oplegger zit leer (Barger Oosterveld)
- oplegger: Wij kent niet aans as een oplegger (Pesse)
- oplegger: Achter op de oplegger zat gien plaankie (Schoonoord)
- oplegger: Oplegger was uut ain stuk (Tweede Exloërmond)
- oplegger: Törf graoven met een oplegger, maar op het Bunnerveen vaak ook met een schoffel (Eelde)
- oplegger: Oplegger mit een hiltie, een stok ongeveer 40 cm, het blad met veer van staal en een bekkie van staa (Geesbrug)
- opschot: oplegger
- stikker: Törf garven dou je mit een stikker en een oplegger (Barger Oosterveld)