U zocht voorbeeldzinnen met daarin "oplichten"
Resultaten 1 - 9 van 9
- gat: Hij kan riemen en dichten, daor zuj het gat veur oplichten (Dwingelo)
- hevel: Met een heuvel kuj de bomen oplichten, dan wil de kette der makkelijker um toe (Hijken)
- kont: De konte van de hekkeboom mus zoveule tegenwicht geven, daj het hekke makkelijk kunden oplichten en (Hoogeveen)
- oplichten I: Dat land was zo roeg, ik mös de ege eingaol oplichten (Barger Oosterveld)
- oplichten I: Eerappels oplichten
- oplichten I: Oplichten hef wel mit geld te maken, bedriegen op zich zolf is gien oplichten (Hollandscheveld)
- riemen I: Hie kan riemen en dichten en het gat oplichten, ...zunder het gat op te lichten (Sleen)
- riemen I: Hij kan riemen/Je zulden er van bezwiemen/ Hij kan dichten/Je zulden het gat er van oplichten (Roderwolde)
- tegenwicht: De konte van de hekke muj zoveule tegenwicht geven, daj het hekke makkelk kunt oplichten en dreien (Hoogeveen)