U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opreddern"
Resultaten 1 - 6 van 6
- oprakken: oprebbeln, opreddern
- opredden: opreddern
- opreddern: Mos de boul nog wel wat opreddern (Eelde)
- opreddern: Ie kunt de hiele dag wel an het opreddern blieven (Geesbrug)
- opreddern: Nao het dörsen moej de legge nog opreddern (Wapserveen)
- reddern: opreddern