U zocht voorbeeldzinnen met daarin "oprollen"
Resultaten 1 - 7 van 7
- naoriefsel: en dan dat naoriefsel oprollen (Buinen)
- oprollen: Striekgoed oprollen (Grolloo)
- oprollen: Stiekeldraod oprollen (Roden)
- oprollen: Dat dieg moej oprollen, dan weer oetrollen en dan dubbelflappen (Oosterhesselen)
- Rudzak: Een Rudzak kuj oprollen (Sleen)
- taofelzwilk: Ze ging het taofelzwilk oprollen (Rolde)
- veerstaol: Een Rudzakeg is van veerstaol, je kunt hum oprollen (Borger)