U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opscharreln"
Resultaten 1 - 3 van 3
- opscharreln: Kun ie niet wat rikkepaolen veur mij opscharreln? (Noordscheschut)
- opscharreln: Hie wil zuk een meid opscharreln (Emmen)
- opscharreln: Die kan daor de kost wel opscharreln (Kerkenveld)