U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opsteker"
Resultaten 1 - 9 van 9
- lader: De laoder steeit op het voor en de opsteker steeit op het laand (Eext)
- oetbrenger: Mien bruier was opsteker en ik was uutbrenger (Emmer Erfscheidenveen)
- opbreker: opsteker
- opsteker: Dei opsteker kan de garven gauwer op de wagen gooien as dat doe ze vervleien kans (Barger Compascuum)
- opsteker: Die opsteker kun gemakkelijk twie gaarders an het wark holden (Dalen)
- opsteker: Ie hadden een opsteker, een krabber en een uutbrenger (Emmer Compascuum)
- stamsteker: opsteker
- vanggat: De opsteker stek de schoven in het vanggat (Een)
- vervlijen: Dei opsteker kan de garven gauwer op de wagen gooien