U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opstrieker"
Resultaten 1 - 4 van 4
- opstrieker: Het is niet zoveul as het liekt; het is een dikke opstrieker (Sleen)
- opstrieker: Met extra mooie kleren lopen te pronken, dat is een opstrieker (Oosterhesselen)
- opstrieker: Bij een bouldag was een opstrieker, die um het bodgeld kwam (Gieten)
- opstrieker: Ene een opstrieker geven (Hollandscheveld)