U zocht voorbeeldzinnen met daarin "optrekken"
Resultaten 1 - 7 van 7
- dampig: Het is wat daampig weer, de mist wil mar niet optrekken (Havelte)
- klòk I: Ik bin snotverkolden, ik mut aldeur de klokke optrekken
- liek III: Die zaodbult mus e wat lieker optrekken (Padhuis)
- optrekken: Ik mo de hardschilde bonen nog optrekken en ophangen
- optrekken: Dit biest wil de melk nog wel ies optrekken
- slobberig: IJ moet de hozen ies optrekken, ij hebt ze net zo slobberig um de bienen (Stieltjeskanaal)
- wicht III: De wichte van de klokke moej optrekken (Wapserveen)