U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opvreten"
Resultaten 1 - 14 van 14
- angloepen: Die kan joe angloepen, net of e joe opvreten wil (Klazienaveen)
- bigge: Hej een bikkie opvreten? Staart hangt je under de neus
- geduld: Man wat een wark, ie zulden je geduld der bij opvreten (Hijken)
- heden III: noou hef mij die hond al weer een worst opvreten (Gasselte)
- holtdoeve: Holtdoeven kunt je hielwat opvreten (Hijken)
- koolblad: Laot de knienen de koolbla mor opvreten (Zweelo)
- mikmak: Zie hebt mij de hiele mikmak opvreten
- opsloeken: Hie mus hielwat opsloeken, ...opvreten (Sleen)
- opvreten: Man wat een wark, ie zulden je geduld er bij opvreten (Hijken)
- opvreten: Hie wol zien iegen woorden wal weer opvreten
- opvreten: Hie mus hielwat opvreten
- pummel: Ie zulden det kiend opvreten, zoe'n lief pummeltien (Hoogeveen)
- sierkool: De roepen hebben alle sierkool opvreten (Roderwolde)
- woord: Hie hef zien iegen woorden weer opvreten