U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opzeggen"
Resultaten 1 - 10 van 10
- a: Hij kun het van a tot z opzeggen (Barger Oosterveld)
- femilieschup: Dende kuw de femilieschup wal opzeggen, ij ziet hum nooit (Oosterhesselen)
- gedicht: Mien opoe kun mooi een gedicht opzeggen (Hoogeveen)
- henzeggen: opzeggen
- ofraffeln: Zij mus det varsien wat röstiger opzeggen, zij raffelt het veul te gauw of (Hoogeveen)
- ofroffeln: Dat versie moej good opzeggen en niet zo wat ofroffeln (Hijken)
- ofzeggen: opzeggen
- opzeggen: Hij mus bie dat feest een versien opzeggen (Barger Compascuum)
- opzeggen: Een domnee, die benuumd is, kan het opzeggen (Hijken)
- riedel: Op kesaosie mus ij alles opzeggen; ij kenden de hiel riedel van buten (Sleen)