U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opzegger"
Resultaten 1 - 2 van 2
- opzegger: Aj gien hure betaalt, kan er wel ies een opzegger an de deure komen
- opzegger: Wij zulden vanaovend vesite kriegen, mar det giet niet deur; ik heb net een opzegger had (Ruinerwold)