U zocht voorbeeldzinnen met daarin "opzitten"
Resultaten 1 - 10 van 10
- glaanzen: Der mag gien spattie opzitten, bij heur mut alles glaanzen (Noordscheschut)
- mad: Hij hef zien mad er weer opzitten (Emmen)
- opzitten: Die hond dee niks as opzitten en pooties geven (Emmen)
- opzitten: Ik zal hum leren opzitten (Barger Compascuum)
- opzitten: opzitten leren
- opzitten: Wij moet opzitten vannacht; wij kunt nog een kalf kriegen (Sleen)
- opzitten: opzitten
- proek: Hij hef zien proek der scheif opzitten (Roswinkel)
- snötlepel: Ik zal die snötlepel opzitten leren
- waken: Wij moet nog waken, ...opzitten vannacht, wij kunt nog een kalf kriegen (Sleen)