U zocht voorbeeldzinnen met daarin "overhen"
Resultaten 1 - 19 van 19
- flittern: Dat moej der dunnegies overhen flittern (Diever)
- haten: Daor moej overhen stappen, daor kuj de wereld toch niet um haten (Sleen)
- heerdwagen: Een paar twiegen weurden wat rond beugen en op de heerdwagen zet. Daor kwam een magge overhen veur d (Geesbrug)
- löskommen: Ik bin lös ekomen, want der is een bod overhen ekomen
- opballen: ...en er overhen een kanten muts met achter opgebalde plooien (Anderen)
- overhen: Hij het er vaarf overhen smeerd (Roderwolde)
- overhen: Hij springt er wal een meter overhen (Sleen)
- overhen: Hij beud er overhen
- overhen: Ik har der overhen lezen (Barger Oosterveld)
- overhen: Hij kan der nog niet overhen komen, dat hij mit ringstikken verspeulen mus (Hoogeveen)
- pissen: Dat kleine akkertien, daor kuj wal dwars overhen pissen (Padhuis)
- plenzen: IJ moet er flink wat water overhen plenzen, aans wordt het niet schoon (Sleen)
- roegeln: Daor bennen ze gauw even overhen roegeld (Klazienaveen)
- rondiel: Het roondeel was een iezern plate, woor de schamel overhen dreide (Hijken)
- schrielings: Hij stun er schrijlings overhen (Eelde)
- toffeln: Zie hebt er al jaoren overhen toffeld (Sleen)
- vaarboom: As wij een voer koren opheulden, dan haren wij daor een vaarboom, ...wezeboom overhen liggen (Klazienaveen)
- verschrosseln: De eerappel mut onder bedde, zij bint nou nog vorstvrij. Komp der de vorst overhen, dan bint ze vers (Fluitenberg)
- wiederop: Daor wiederop lig een neie straot en daor moej overhen (Oosterhesselen)