U zocht voorbeeldzinnen met daarin "overschot"
Resultaten 1 - 10 van 10
- bijschot: overschot
- bijstand: Gien bijstand of gien overschot; siecuur der op an, alles blef
- ofbraokpriezen: Het bint no ofbrekpriezen met dat overschot an melk (Padhuis)
- overschot: Der schient een overschot an botter te weden (Dwingelo)
- overschot: As een speuler prebeert iene dood te gooien en dat lukt hum, dan krig hij overschot. Dan mag hij nog (Klazienaveen)
- overschot: Sekuur der op an, gien bijschot en gien overschot; alles blef (Anloo)
- overschot: Het overschot is veur de goddelozen (Sleen)
- pèerde-eeg: Het overschot van het heui juig e bie mekaor met de peerdehaide (Tweede Exloërmond)
- siep I: Het overschot is veur het siepie (Diever)
- stoffelijk: Wij meugen het stoffelijk overschot niet wèer zien (Exlo)