U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pèens"
Resultaten 1 - 11 van 11
- draank: Hie had de pèens weer vol draank
- fiks II: Wij zult dennend is fiks wat op de pèens geven (Gasselte)
- gewulfte I: De pèens van een koe dat is een hiel gewulfte (Geesbrug)
- gezond I: Hij kreeg een waantie op pèens, dat was hom goud gezond (Roderwolde)
- hoedeln: Ik heb hum de pèens volhoedeld (Mantinge)
- pèens: Hie krig wat mèer pèens
- pèens: Hie kreeg helder wat op pèens van zien wief (Eext)
- pèens: De pèens hangt hum over de boksemboord hen (Nieuw Dordrecht)
- rol: Van de pèens wordt puuties
- roppig: roppig in de hoed, ...pèens (Sleen)
- verpensen: pèens