U zocht voorbeeldzinnen met daarin "paand"
Resultaten 1 - 20 van 25
- bezwaoren: Hij hef zien paand bezwaord, umdat hij veur zien zeune mus berappen (Hoogeveen)
- kip I: Een paand was het stok van het kip dat mit het uutjutten berekbaor was (Wapserveen)
- legge II: paand
- oftreen: Ik zal het even oftreden, dan hef elk zien eigen paand (Elim)
- paand: Hij stopte altied zien zakdoek achter in de paand van de jasse (Ruinerwold)
- paand: De rechter paand van je jas trekt wat
- paand: Wil ie een paand op de zeum, ...op de jasse hebben?
- paand: Ik heb al een paand van dat vest of
- paand: Bie dat hoes is een mooi paand grond bie (Roswinkel)
- paand: Wij hebt dit jaor een flink paand bieten (Elim)
- paand: Ze hadden een breeid paand veur met erpelkrabben
- paand: Ik zal nog even een paand eerpels opsteken (Anderen)
- paand: As wai dat paand er of maaien, dan bin wai niet min (Roden)
- paand: Wat is oes een paand oet de daok weid!
- paand: Hoe lange woon ie al in dat paand (Dwingelo)
- paand: Dat paand is kwaodschouwd
- paand: Wat mot hij doen um dit paand weer te kriegen?
- paand: Het paand is vol en nou meuw der mar een nei paand bij anleggen (Pesse)
- paand: Een paand was het stok van het kip dat mit het uutjutten berekbaor was (Wapserveen)
- paandverbeuren: Ze mudden allemaol een paand inlevern. Die kwamen op taofel en dan kreeg elk een opdracht (Beilen)