U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pal"
Resultaten 1 - 10 van 10
- pal I: De dommekracht zet ij vast met een pal. Ok een geweer, dan kan e niet ofgaon (Sleen)
- pal II: Ik kan het hier niet warm kriegen, de wiend stiet pal op de ramen (Broekhuizen)
- pal II: De wind zit pal noord (Sleen)
- pal II: Hij gung pal veur mij staon, zodat ik niet vort kun (Eext)
- pal II: Hij zee het hum pal in het gezicht (Hooghalen)
- pal II: Hij sprak pal op (Nijeveen)
- pallen: pal
- pallen: pal
- safe: Ie mut de pal op safe zetten aj mit het geweer over een sloot stapt (De Wijk)
- voldeure: Wie hebt de wind pal op de voldeure (Roswinkel)