U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pandiezen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- pandiezen I: Pandiezen waren lekkere zoere winterappels. Zie kunden lang duren (Oosterhesselen)
- pandiezen II: Schei toch oet te pandiezen, wat hej der met te maken? (Sleen)
- pandiezen II: Hij stait door wat te pandiezen, mar het haalt niks oet (Barger Oosterveld)