U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pandoer"
Resultaten 1 - 4 van 4
- pandoer: Oes buurman giet elke maandag hen de veemarkt in Hoogeveen, dat is vast pandoer
- pandoer: Dat geeit vast en zeker deur, dat is opgelegd pandoer (Balloo)
- pandoer: Ik zal èven het olde pandoer antrekken (Ruinerwold)
- pandoer: Dat is een pandoer van een jong (Anderen)