U zocht voorbeeldzinnen met daarin "papier"
Resultaten 1 - 20 van 33
- anmaotigen: Nou maotigt hij hum het recht van aoverweg an, mar hij hef der gien letter van op papier (Koekange)
- deurschienend: Op deurschienend papier kuj mooi plaaties overtieken (Ruinerwold)
- flarde: 'n Flarde papier (Klazienaveen)
- flitterig: Wat is dat flitterig papier, dat geet gauw kepot en het kneutert zo (Hijken)
- frommeln: Een stuk papier in mekaar frommelen (Zuidwolde)
- geknister: Dat geknister met dat stukkien papier verruud, woor e zat (Sleen)
- gissing: Op papier har e alles mooi regeld, mor het leup toch maal oet 'n gissing (Eext)
- glaspepier: Glaspapier was gekleurd papier dat vrogger veur de bovenroeten plakt weur (Nieuw Dordrecht)
- haast: Een harst papier
- hangen: papier hangen
- knistern: Het papier knistert (Dwingelo)
- kriebelkrassen: Ie moet niet zo kriebelkrassen op het papier (Westerbork)
- krisjankobus: Krisjankobus, wat hemels mooi papier
- oetzweveln: As een körf mit baien oetzwaoveld wör, dan wörden de ielgaoten met gras of papier dichtstopt (Peize)
- ongel: Aj as kinder verkolden wassen, dan dee mien moeder oes een stuk grauw papier op de burst, waor ongel (Buinen)
- opvolden: Most dat papier zo opvolden, en ast het dan zo inknipst, krigts heile mooie figuren (Barger Compascuum)
- papier: Zaoterdag haol wij aol papier op (Eext)
- papier: Zet mij dat even op papier (Dwingelo)
- papier: Hij hef alles op papier
- papier: Het is het papier niet weerd, woor het op drukt wordt (Emmer Erfscheidenveen)