U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pappen"
Resultaten 1 - 11 van 11
- pappen: As ze longontsteking hadden, mussen ze pappen en bij pien in de boek ok
- pappen: Aj zwèerderije hebt, muj det pappen en natholden (Hoogeveen)
- pappen: Aj het in de oren hadden, muj pappen met lienmeel (Roderwolde)
- pappen: As hie gevaor zet, giet hie pappen (Elim)
- pappen: Hij mot de hele dag pappen en natholden met hum, aans holdt hij gien vree (Gasselte)
- pappen: Hes zeker flink mötten pappen? (Padhuis)
- pappen: Aj gèern wat hebben wilt, moej pappen en natholden (Sleen)
- sprei II: De pappen staot sprei uut (Ruinen)
- spreiden: Disse koe hef twei pappen, die spreidt (Ruinerwold)
- streupen: Eerst de pappen struppen (Nijeveen)
- verpappen II: De keunen gaot iedere keer verpappen, as de zeuge meer pappen hef dan keunen (Pesse)