U zocht voorbeeldzinnen met daarin "papperig"
Resultaten 1 - 10 van 10
- papperig I: Veurjaors is het laand nogal papperig (Hoogeveen)
- papperig I: Met die opdaoi is de grond vaok papperig (Eext)
- papperig I: De specie is papperig (Anloo)
- papperig I: Die erpel bint zo meelderig; aj niet oppast met kokken, wordt ze papperig (Schoonebeek)
- papperig I: ...niet arg gezond, zo papperig en opgeblaozen (Nieuw Amsterdam)
- papperig I: Hij zaag wat papperig toe
- papperig II: Ie mut de haarhamer recht op de snee van de zende holden, dan kriej hum niet papperig (Ruinerwold)
- papperig II: De zwao is papperig haord (Rolde)
- zandbed: Een zaandberre onder een betonvloer kan soms papperig wezen (Ekehaar)
- zèende: De zende is papperig