U zocht voorbeeldzinnen met daarin "partij"
Resultaten 1 - 18 van 18
- anhanger: Die partij hef een diel anhangers (Sleen)
- bikstien: Een partij bikstienen (Hoogeveen)
- overlopen II: Hij is naor die andere partij overlopen (Barger Oosterveld)
- partij: Hij is bie de andere partij
- partij: Hij was lid van de partij
- partij: Ze hebt een hiele partij leden (Odoorn)
- partij: Wij hebt een partij törf kregen (Balloo)
- partij: Hij hef nog een partij rommel achter het hoes liggen (Barger Oosterveld)
- partij: Wil jij die partij nog ies overspeulen? (Gasselte)
- partij: Hij kun zien partij niet maken
- partij: Hij speulde de eerste partij
- partij: Hij het zien partij troffen (Valthermond)
- partij: Hij speult een goeie partij biljart (Emmen)
- partij: Dat wicht was een goeie partij (Sleen)
- splitsing: Der kwam een splitsing in die partij (Schoonoord)
- stoer: In dat muziekstuk hef hij een stoere partij (Barger Oosterveld)
- stootblauw: In die partij erpel komp nogal stootblauw veur (Sleen)
- straoten: Daor lig nog een mooie partij stienen, daor kow nog een mooie hoek van straoten (De Wijk)