U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pen"
Resultaten 1 - 20 van 31
- gluup: Hie hef een pen met twee glupen, umdat die vaok nogal dure rekens schreef (Anderen)
- kraagbus: De kraagbus is de bus in de wipkarboom, waor de pen van de korrelbeugel in drèeide (Valthe)
- lelie: Dan reupen wij: harder, harder en knepen hum steviger in het gat. En as e dan reup: genaode, pen en (Beilen)
- niege: De pen in de scharnier van de deur is hier een niege (Nieuw Dordrecht)
- opnimmen: Ik heb die zaok gooud in de pen, ik heb alles gooud opneumen
- opnippen: De ganzeveren pen opnippen
- pek-els: pen-els
- pen: Jij met de pen, ik met de biel, zee de iekschilder tegen de börgemeester (Roderwolde)
- pen: Hij hef alles goud in de pen
- pen: Het is met gien pen te beschrieven (Padhuis)
- pen: Hij leeft van zien pen (Borger)
- pen: Het kind is zo scharp as een pen
- pen: Zo steil as 'n pen
- pen: Hij schrif met dubbele pen
- pen: Het kan wal even anholden, maor het zit in de pen
- pen: Hij hef het under de pen
- pen: Die hef pen achter het oor
- pen: De pen vaalt in het pengat (Eext)
- pen: Dat hek sluut met een pen (Balloo)
- pen: Zij har in het zeeikenhoes een pen in het been kregen (Rolde)