U zocht voorbeeldzinnen met daarin "peutern"
Resultaten 1 - 3 van 3
- anwensel: Dat neuze peutern is gewoon een anwendsel van hum (Meppel)
- hebbelijkheid: Dat kind hef de vervelende hebbelijkheid dat het altied in de neus zit te peutern (Dalen)
- peutern: Zit toch altied niet in de neuze te peutern (Geesbrug)