U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pienlijk"
Resultaten 1 - 6 van 6
- inlendig: Gister fris en fleurig en welgedaon, en vandaog ziek en pienlijk en inlendig
- ongemak: Het is een pienlijk en langdurig ongemak (Meppel)
- pienlijk: De wonde was slim pienlijk (Barger Oosterveld)
- pienlijk: Het was pienlijk veur de aolders, dat de kinder zo vrog overleden bint (Sleen)
- pienlijk: Het was een pienlijk veurval (Gieterveen)
- seupel: Seupel is neit veul macht in het bein, wat dovig gevuil, neit slim pienlijk (Vries)