U zocht voorbeeldzinnen met daarin "plaat"
Resultaten 1 - 15 van 15
- heufd: De plaat lig over de heufden van het gebint (Barger Compascuum)
- iezern: Wij hadden ok zo'n mooie iezern plaat achter de hèerd (Westerbork)
- muurplaat: plaat
- ofholden: Op de plaat gaon staon, de jonge ofholden baoven het vuur, en dan gunk het gauwer
- plaat: Op de binnenkant van de deure zit bij het klinkstel een plaat (Barger Compascuum)
- plaat: Over de gierput lig een iezern plaat (Coevorden)
- plaat: Doe zette zie de plaat aansum
- plaat: Aj de hèerd waschen mussen, dan mussen ie de plaat ok schuren (Sleen)
- plaat: Ze haar een golden plaat bai het ooriezer (Roderwolde)
- poetsen: Hij hef de plaat poetst
- poetslap: De poetslap veur de plaat zit in die deus (Oosterhesselen)
- roosiesspelde: An elke kaant van de middelste plaat van het ooriezer zit een roosiesspeld (Norg)
- spoor III: Sporen bint de balken tuschen de plaat en de nok (Sleen)
- störten I: Op de staldeur is een störten plaat spiekerd (Dalen)
- vangbaand: schune verbinding van gebint tot plaat (Odoorn)