U zocht voorbeeldzinnen met daarin "plassen"
Resultaten 1 - 12 van 12
- begunner: Op een iesbane scheuveln is niks veur begunners, dei heurt op plassen (Barger Oosterveld)
- drabbig: Eerst stunden der allend een paar plassen, maor toen er een paar maol deur elopen was, worde het een (Hoogeveen)
- gronderig: Die vis oet die plassen smuuk gronderig (Zwinderen)
- opdreugen: Die plassen bint al gauw weer opdreugd (Gasselte)
- pissen: Vrouger was 'pissen' heil gewoon, noe 'plassen' de meisten (Norg)
- plas I: De kinder leupen dwars deur de plassen hen (Klazienaveen)
- plaschern: Hol op te plassen met dat water (Hijken)
- plaschern: Iene nat plassen dèur in een plasse waeter te staampen (Wapserveen)
- plaschern: Op sommige plekken plassen de koene in het water (Schoonebeek)
- plassen I: Eerder zeden ze van pissen, mor non van plassen (Sleen)
- ribbe: In uutgeveende plassen zat hier en daor zo'n ribbe (Zuidwolde)
- sobben: De kinder zit in de plassen te sobben (Drouwen)