U zocht voorbeeldzinnen met daarin "plenter"
Resultaten 1 - 16 van 16
- plenter: Pak even een plenter, dan bongele wij die ekkels uut de boom (Dwingelo)
- plenter: Zaag die plenter mar in stukken, die kuj nargens veur gebruken as veur het vuur (Oosterhesselen)
- plenter: Ik heb van dei boom een dikke plenter ofsneden (Barger Oosterveld)
- plenter: Der niet zo'n kromme plenter anhouwen
- plenter: Ze hebt daor toch een plenter van een boom veur het huus staon! (Ruinerwold)
- plenter: Wij hebt een hiele plenter laand (Grolloo)
- plenter: Dat is een zwaore plenter van een balk (Emmen)
- plenter: Wat is dat een plenter van een pèerd
- plenter: Hij hef een plenter van een wief (Ruinerwold)
- plenter: Die jong is een lange plenter
- plenter: Een plenter van een pèerd
- plenter: Een plenter van een kèrel kan van alles wezen, maor altied ofwiekend van het normale (Emmen)
- plenter: Wat is dat een onverschillige plenter (Fluitenberg)
- plenter: ruge plenter (Havelte)
- plenter: gemene plenter (Hollandscheveld)
- plenter: Ik heb hum een flinke plenter verkoft (Sleen)