U zocht voorbeeldzinnen met daarin "plenterig"
Resultaten 1 - 3 van 3
- plenterig: Ik bin niks in örder, ik veul mij zo plenterig in de hoed (Beilen)
- plenterig: Wat löp die kerel plenterig, d.w.z. veurover, de narms onderuut (Fluitenberg)
- sloerig: Ik bin wat sloerig, ik vule mij wat plenterig in de balg (Dwingelo)