U zocht voorbeeldzinnen met daarin "ploetern"
Resultaten 1 - 4 van 4
- ploetern: Hij mus de hiele dag ploetern um rond te kommen (Westerbork)
- ploetern: Wij hebt vrogger wat ploetern daon bij die boer (Dwingelo)
- ploetern: Wij hebt wal een uur deur de snei lopen te ploetern (Zwiggelte)
- wruten: Mit ploetern en vrotten hef hij een mooi kapitaaltien bij mekaar kregen (Ruinerwold)