U zocht voorbeeldzinnen met daarin "poeier"
Resultaten 1 - 7 van 7
- haorwörm: Veur haorwörm kreeg de koe een poeier (Sleen)
- kwao I: Een poeier tegen de kwao en de kwaolen
- poeier: Deur het lopen had ik vaak een blikgat. Wat poeier der op en klaor is Kees (Hoogeveen)
- poeier: Dat wicht hef een dik stuk poeier op het gezicht
- poeier: Der stiet nog een bus met karbid, het is almaol poeier (Sleen)
- poeier: Ik moe drie keer daogs een poeier innemen (Ekehaar)
- poeier: Geef hum toch een poeier, as hij oe zo pest (Broekhuizen)