U zocht voorbeeldzinnen met daarin "poffen"
Resultaten 1 - 8 van 8
- appel: Appels poffen (Havelte)
- poffen I: Hij is mu, hij lat zuch zo mar in de stoel poffen (Nieuw Dordrecht)
- poffen I: As kiender gunge wij appels poffen ien de kachelnaovend (Ruinerwold)
- poffen I: Wij gungen nog wal is kastanjes poffen (Borger)
- poffen I: Die trekker steeit zo te poffen; zet hum mor oet (Gieten)
- poffen II: De kroegbaos wol niet langer poffen (Roderwolde)
- poffen II: Kuj mij poffen, ik heb gien geld bij mij (Fluitenberg)
- pofkern: puffen, poffen I