U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pofferd"
Resultaten 1 - 7 van 7
- bafferd: Hij gaf hum een pofferd veur de kop, dat het zo knapte (Hoogeveen)
- pofferd I: Hij gaf hum een pofferd veur de kop dat het zo knapte (Hoogeveen)
- pofferd II: Wai kriegen vandaog pofferd
- pofferd II: Hij is zo loi as ain pofferd (Tweede Exloërmond)
- pofferd III: Dat is een dikke pofferd, die kan haost niet deur de deur (Sleen)
- pofferd III: Het was een dikke, luie pofferd van een kerel (Roswinkel)
- slief: Jan Pofferd/Zat onder de taofel en likte de sleif (Zeyen)