U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pokken"
Resultaten 1 - 9 van 9
- pokdel: Van pokken blieft vaak pokdellegies over (Hooghalen)
- pokken: veur de pokken (Coevorden)
- pokken: tegen de pokken (Ruinerwold)
- pokken: Toen wij kinder waren weurden wij inent veur pokken en non heb wij nog pokkens op de aarms (Drouwen)
- pokken: Krieg de pokken met joen vraogen
- pokken: Eerder hadden de zwienen vaak pokken (Sleen)
- smèer: Pokken is net as messels bij kinder en daor is smeer veur (Emmen)
- verpoten: Hie hef zölf de pokken verpoot
- viefthalf: Toen wij veur de pokken inent wörden, ware wij viefdehalf jaor (Hoogeveen)