U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pols"
Resultaten 1 - 6 van 6
- domper: pols
- kaarnwinde: pols
- kruk: pols
- pols I: Ik heb de pols verstoekt (Zweelo)
- stoekriem: Hie hef knarp in de pols en dan mut er een stief stoekleer umme (Geesbrug)
- umvatten: Hij kan zien pols niet umvatten (Gieten)