U zocht voorbeeldzinnen met daarin "poltern"
Resultaten 1 - 5 van 5
- flauw: Om vissen flauw te kriegen, gungen wij in het waoter poltern
- poltern: Je moet je goed poltern, je heuft niet zunig met waoter wezen (Drouwen)
- poltern: De kinder zaten lekker in het waoter te poltern (Ekehaar)
- poltern: Met een polsie almaor poltern in de melk
- poltern: Wai mout er mor midden deur hen poltern (Eexterveen)