U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pot"
Resultaten 1 - 20 van 128
- anbammen: pot
- anbranden: *Moe, de soep is an ebraand, gooi de pot maar an de kaant (Wapserveen)
- beddekaste: Een beddekastie haj an het voetenende met een pot er in (Beilen)
- benauwd: ...een boon in de pot (Barger Oosterveld)
- bleriot: Hol je toch stil, bleriot van pot
- deksel I: Geen pot zo scheef of der past wol een deksel op (Roswinkel)
- deksel I: Zo'n pot, zo'n deksel (Roderwolde)
- dicht: Het zit zo dicht as een pot
- dief: Schaopvleis smak lekker, mor het is een dief in de pot
- dood I: Het is er de dood in de pot
- doof: as een pot (Diever)
- erpelboor: Ik moe een erpelboor ophalen. Jans boort en Garriet, die pot (Sleen)
- Fred: dan leut ik het an de eine kaante in de pot vreizen en de andere kaante koken (Barger Compascuum)
- gaans: Met de kerstdagen doew een gaanze in de pot (Stieltjeskanaal)
- geheugen: as een pot (Emmen)
- geheugen: as een iezeren pot
- Gelders: Gelderse pot
- gezicht I: as een pot vol luzen
- gimmeleren: Een gimmeleren pot (Sleen)
- goeze I: Die pot kokt as een goeze