U zocht voorbeeldzinnen met daarin "poten"
Resultaten 1 - 20 van 73
- achterpoot: Een stoel hef vèer poten, zit toch niet zo te wuppen op de achterpoten (Broekhuizen)
- begoocheln: Hij is helemaol begoocheld deur de gedachte, dat hij het bedrief weer op poten kan zetten (Beilen)
- bij II: Bij! Het peerd of de ko kreeg dan een schup tegen de poten (Hijken)
- bleut II: hebt bleut an de poten (Dwingelo)
- blui: ...blui in de poten (Broekhuizen)
- bluier: Een bluier an de poten van het pèerd (Wapserveen)
- boon: Grote bonen muj midden mai poten (Nieuw Schoonebeek)
- d: Een enter en een twenter en een dreijaorig pèerd, hoeveul poten hef 'n d?
- deurbinden: Hij hef de poten deurbunden (Sleen)
- dikpèens: Doe, lillijke dikpèens, maok daj vortkomt, aaid met je poten overal an (Eext)
- doppen I: Wij moet eerst bonnen doppen, veurdaw ze poten kunt (Oosterhesselen)
- fienmaken: Die grond moej eerst goed fienmaken veurdaj begunt te poten (Klazienaveen)
- Frans II: Dat peerd stiet Fraans op zien poten (Drouwen)
- gatendoler: Die gaotenmaokers muiken het poten al aordig gemakkelijker (Peize)
- geulentrekker: Gao ies even met de geulenjaoger naor het laand, dan kun wij eerpels poten (Gieten)
- haan: stront an de poten (Dalen)
- heideschaop: Een heideschaop hef dunne poten, een dikke steert en slechte wol en het vleis is ok niet alles (Sleen)
- hoog: Hij leup op hoge poten weg
- houw II: Ik wul even 't houwgie pakken om eerappels te poten (Emmer Compascuum)
- houw II: Een houw was um eerpels der in te poten, maor wur ook wel broekt um opgescheurd gruin, zodden, fien (Eexterveen)