U zocht voorbeeldzinnen met daarin "poter"
Resultaten 1 - 7 van 7
- pootschoet: De poter het pootschoet veur met een baand op de rug vaastbonden en veur vasthaokt aan een reim of e (Eexterzandvoort)
- pootschoet: Achter de ploeg hadden ze eerder een poter lopen met een pootschoet vol erpel (Borger)
- poter II: Ik bin mien mes poter (Roden)
- poter II: De neie hamer is poter, ik kan hum nargens weer vienden (De Wijk)
- poter II: Dai paor klompen bennen veurgoud poter (Tweede Exloërmond)
- snuimes: Wij bint het sneuimes poter (Wapse)
- streep: De poter mout op de streep poten