U zocht voorbeeldzinnen met daarin "potsen"
Resultaten 1 - 3 van 3
- póts: Daor hew hiel wat potsen met beleefd (Sleen)
- potsen: Toen as ik veur het eerste hölp mit meeien, was het wel potsen, maar zachiesan worde het bèter (Ruinerwold)
- potsen: IJ zit er aal op te potsen, ij moet die schup scharp maken (Sleen)