U zocht voorbeeldzinnen met daarin "pottien"
Resultaten 1 - 20 van 22
- diggel: Diggels op pottien
- hengsel: Der zit een mooi hengsel an dat pottien (Emmen)
- pot: pottien...
- pot: pottien I
- pottien I: Hij kan daor een pottien breken (Roderwolde)
- pottien I: Laot hum zien iegen pottien mor ies schrappen
- pottien I: Zuw even een pottien kaorten (Barger Oosterveld)
- pottien I: Een pottien kaorten
- pottien II: Der een pottien van maken
- pottien II: Ze kunt ok nooit ies een keer gewoon doun, ze maakt der altied weer een pottien van (Barger Oosterveld)
- schief I: Zuw een pottien dammen? Zet de schieven maor op
- schoeven: Ik wil èven een pottien in de kakstoel schoeven (Meppel)
- schrappen: Hij mot zien eigen pottien mor schrappen (Buinen)
- sierp: Haal mij even een pottien slirp van de winkel (Oosterhesselen)
- spei: Pottien met spei giet aaid veurbij
- speulen: Zuw een pottien dominee speulen (Coevorden)
- tjoekkoele: Het pottien was wunnen as der een oneven aantal knikkers buten de tjuukkoele terechte kwamen (Meppel)
- twieoors: Dat is een tweioors pottien (Kerkenveld)
- vetlepel: De vetlèpel stund in een roodstienen pottien (Koekange)
- vol II: Het was zo vol as een pottien met pieren (Sleen)