U zocht voorbeeldzinnen met daarin "prei"
Resultaten 1 - 14 van 14
- boeskoolsoep: Boeskoolsoep was van witte kool met broene of witte bonen, prei, sjalot en siepels (Rolde)
- nat I: Het nat van de prei is goed veur de blaoze (Fluitenberg)
- oetbluien: Wij trökken de prei der niet uut, mat lötten ze uutbluien (Ruinerwold)
- prei: In de snert lus ik wel prei, mor steufd bin ik der niet zo gek op (Eext)
- prei: Prei drif water of (Klazienaveen)
- prei: Van prei kriej een lös lief (Ruinerwold)
- prei: As vrogger een koe staon bleef met het voel, wuur vaak gekookte prei geven veur het lössen (Zwinderen)
- preiplant: prei
- preivliege: Wij hebt vrèterije in de prei; ik geleuve dat het van de preivliege is (Broekhuizen)
- soda: Aj soda bij de prei gooit, kriej mooie prei met gien vreterije (Dwingelo)
- strowis: As een koe an de wiend was, kregen ze een oftreksel van prei of ook wel een strowisse mit stront er (Elim)
- toespieze: Wij eet prei as toespieze (Elim)
- vreterij: Wij hebt vrèterij in de prei (Broekhuizen)
- wind: Aj last hebt van wienden, is prei een goed middel (Elim)