U zocht voorbeeldzinnen met daarin "preken"
Resultaten 1 - 7 van 7
- ofkundigen: Domnie zal wel ofkundigen, wel der ankommen week preken zal (Eext)
- pater: Die paoter kun geweldig preken (Klazienaveen)
- preken: Het was een wonderlieke domdee, man hij kun wol goud preken (Roswinkel)
- preken: Hij kan de vis uut het water preken
- preken: Dende hef op die verjaordag de hiele aovend zitten te preken (Sleen)
- tussenpsalm: Bij die lange preken was een tussenpsalm wel gebrukelijk (Ruinerwold)
- verliezen: Ik mag hum niet heuren preken