U zocht voorbeeldzinnen met daarin "proef"
Resultaten 1 - 5 van 5
- proef: Hij is eerst een paar weken op proef (Oosterhesselen)
- proef: Veur het riebewies moej een proef ofleggen (Norg)
- proef: Hij was veur het eerst bij zien aanstaonde schoonaolden, mor hie hef de proef goed deurstaon (Sleen)
- proef: Hij nemp de proef op de som (Nieuw Amsterdam)
- proef: Hai het solliciteerd en mus op proef kommen (Roden)