U zocht voorbeeldzinnen met daarin "prugel"
Resultaten 1 - 10 van 10
- prokkereurachtig: ...een prugel, klain en ook wel ies wat prokereurachtig (Eexterveen)
- prugel I: Dat prugel lustert nargens naor (Padhuis)
- prugel I: Een klein en eigenwies kereltien nume wij een prugel (Hoogeveen)
- prugel II: Dat kind krig meer prugel as eten (Roswinkel)
- prugel II: Ik kreeg mij daor een prugel! (Sleen)
- prugel II: Nim mar een prugel met oet de bos, want zij hebt daor een hellige hond (Padhuis)
- prugel II: Geef hum wat met de prugel (Padhuis)
- rost: Dat is een rost, ...prugel van een jong (Odoorn)
- smork: Een prugel is een smork van een mannegie (Anderen)
- tracht: Hij kreeg mie daor een tracht prugel!